Probleemoplossing SeaTalkng-communicatiefouten – Complete gids

|26/04, 2024

Probleemoplossing SeaTalkng-communicatiefouten – Complete gids

Zo identificeert en verhelpt u dataconflicten, AIS-verbindingsproblemen en stroomfouten in Raymarine SeaTalkng-netwerken.

Conflicten tussen databronnen kunnen vaak symptomen vertonen zoals NO AIS of NO FIX op het Raymarine-systeem. Deze problemen zijn vaak te wijten aan een onjuiste configuratie van databronnen of communicatieprotocollen. Volg deze gids om de problemen te identificeren en te verhelpen.

Stap 1: Controleer databronnen

Wanneer het systeem meer dan één bron heeft voor hetzelfde type gegevens (GPS, wind, diepte, enz.), moet de functie Databronnen worden gebruikt om aan te geven welke bron moet worden gebruikt. Dit is cruciaal om dataconflicten te voorkomen.

Controleer of:

  • Databronnen correct zijn geconfigureerd voor elk gegevenstype.
  • Het systeem geen dubbele bronnen gebruikt voor dezelfde gegevens.

Stap 2: Controleer AIS-aansluitingen

Als u een AIS350, AIS650 of AIS500 heeft, zorg er dan voor dat het apparaat alleen is aangesloten via één communicatieprotocol – ofwel SeaTalkng (voorkeur) of NMEA 0183, maar niet beide tegelijkertijd.

Stap 3: Controleer de stroomvoorziening

Als het probleem aanhoudt, laad dan de accu's van het vaartuig volledig op en probeer de fout te dupliceren terwijl het systeem is aangesloten op walstroom. Als de fout onder deze omstandigheden niet optreedt, is het probleem waarschijnlijk te wijten aan onvoldoende stroom.

Maatregelen om de stroomvoorziening te verbeteren:

  • Belastingstest accu's en vervang indien nodig.
  • Voeg extra huisaccucapaciteit toe.
  • Gebruik het laadsysteem vaker.
  • Verhoog de capaciteit van het laadsysteem.

Stap 4: Inspecteer de SeaTalkng-backbone

Als het probleem aanhoudt, zelfs met walstroom, controleer dan de backbone op:

  • Correcte terminatie.
  • Stroomtoevoer op ongeveer het midden van de LEN-belasting.
  • Dat de SeaTalkng POWER-schakelaar van de ACU of koerscomputer UIT staat als er een aparte stroomtoevoer wordt gebruikt.
  • Maximale spoorlengte (6 m) niet wordt overschreden.
  • Maximaal 3 apparaten in serie geschakeld per spoor.
  • Correcte verbindingen en geen kabelschade.

Tip: Controleer de weerstand tussen CAN_H en CAN_L op de afsluitpluggen – deze moet 120 ohm zijn.

Stap 5: Identificeer defecte apparaten

Als de weerstand niet zoals verwacht is, verwijder dan apparaten één voor één totdat het defecte apparaat is gevonden. Stuur het vervolgens naar het servicecentrum van Raymarine voor een banktest.